Dikkie Dik, thema AU! eerste hulp bij ongelukken

Dikkie Dik: Pleisters plakken als digitaal prentenboek

Andere digitale prentenboeken met verhalen van Dikkie Dik

Quizlet woordpakket over "AU" of "ziek en gezond"

Termen om te oefenen bij AU! (gevorderde talleerders)

Waar gaat de les over?

Het boek gaat over Dikkie Dik, poes Muis en Beer die aan het spelen zijn. Soms gaat het een beetje wild en heeft er iemand pijn. Maar met een pleister erop, doet het al heel snel geen zeer meer.

De woorden die je aanbiedt, in spelvorm gaan over kleine ongelukjes: je vinger knellen tussen de deur, je enkel verzwikken, een schaafwond, maar ook een brandwond. Wat doe je bij zon’n ongelukje? Hoe maak je een schaafwond schoon, hoe zorg je dat een zwelling niet al te groot wordt? Hier kun je over praten en een spel mee spelen. Woorden die je behandelt, voor iets meer gevorderde talleerders:

Lesidee voor beginners

Benodigdheden bij de les voor licht gevorderden

*het boek Pleisters plakken. Je kunt ook het digitale prentenboek gebruiken

*2 x 9 woordkaartjes (bult, schaafwond, splinter etc), gelamineerd (bijlage 1A en 1B)

*evt een echte pleister, rolletje verband, pincet, icepack, jodium, aspiveninpompje (tegen wespengif)

*prints van bijlage 2. om het dobbelspel te kunnen spelen, waarmee je woorden kunt oefenen, 2 dobbelstenen

Suggesties voor het lesverloop

INLEIDING

Het boek dat we vandaag gaan lezen heet ‘pleisters plakken’. Wat is dat, een pleister? Wanneer heb jij voor het laatst een pleister geplakt? Kinderen willen graag een pleister als ze pijn hebben, of bloed zien. Het helpt niet veel tegen de pijn, maar het geeft kinderen wel troost. Nu zit er een pleister op, dan wordt het weer beter.

DEEL 1. WOORDEN AANBIEDEN

We gaan woorden leren rond kleine ongelukjes in huis. Leg een stapeltje kaartjes met 9 woorden neer (bijlage 1A): de snee, de bult, de schaafwond, de brandwond, de splinter, een blauw oog, een verzwikte enkel, een gebroken arm en een wespensteek.

Keer steeds een kaartje om: (bv de bult) en licht toe. Au, ik heb mijn hoofd gestoten. Kijk, wat heb ik nu op mijn hoofd? Hoe heet dat? Het is een bult. Schrijf “de bult” op het bord/op een vel papier.

Ga zo alle 9 woorden af en praat er samen over. Sommige dingen zijn niet zo erg, die gaan vanzelf over. Andere dingen zijn wel ernstig. Met een gebroken arm moet je naar het ziekenhuis. Een brandwond moet je 10 minuten koelen met water, dat is heel belangrijk.

SPELEN MET WOORDEN EN ZINNEN.

*Leg de woorden weer op een stapel (bijlage 1A).

*Iemand draait een kaartje om en leest wat hij heeft. “Ik heb DE SNEE.”

*Vraag: “Wat is er gebeurd?”

*De cursist moet antwoorden met een hele zin: “Ik heb in mijn vinger gesneden met een mes”. Doe evt. de 1^e keer zelf voor.

*Luister goed naar de zin die de cursist maakt. Staat de zin in een verkeerde volgorde of missen er woorden? Corrigeer de zin samen en schrijf hem op het bord.

*komt de cursist er niet uit om een zin te maken? Dan kan hij/zij het kaartje omdraaien, daar staat een voorbeeldzin.

*Het kaartje komt weer onderop de stapel. De cursisten (of jij en de cursist) doen om en om een woord en een zin. Schrijf alle zinnen op het bord/papier.

DEEL 2. Het boek

Lees samen het boek van Dikkie Dik en poes Muis. Poes Muis klemt zijn staart tussen de deur, Dikkie Dik valt op zijn neus en beer krijgt een toilettas op zijn kop. Vraag de cursist(en) om een gelezen bladzijde in eigen woorden na te vertellen en/of het verhaal op het einde samen te vatten. Laat cursisten evt. om en om een bladzijde lezen. Betrek hen bij het verhaal. Wat gaat er gebeuren? Als dat maar goed gaat…. Heb je dat zelf wel eens (met kinderen of toen je klein was) meegemaakt? Helpt een pleister? Of is het het idee dat er een pleister op zit, dat iets dan minder pijn doet?

DEEL 3. Eerste hulp bij ongelukken.

*Je legt de 9 kaartjes die je eerder hebt gebruikt op een rij, open op de tafel.

*Biedt nu de 9 andere kaartjes aan (bijlage 1B), deze gaan over wat je moet doen bij een ongelukje. Bespreek elke remedie. Wat is dat een icepack? Heb je die thuis in de vriezer? Kun je ook iets anders kouds gebruiken? Wanneer gebruik je een icepack? (heb evt. van bepaalde zaken een echt exemplaar bij de hand)

-koelen met een icepack

-schoonspoelen met water

-ontsmetten met jodium

-je enkel verbinden

-een pleister plakken

-gif uit een wespensteek halen met een vacuumpompje

-een rontgenfoto laten maken

-een splinter eruit trekken met een pincet

-de brandwond 10 minuten koelen met water.

*Laat de cursisten nu omdebeurt (of jij en de cursist omdebeurt) 2 kaartjes bij elkaar zoeken, bv:

SPLINTER en PINCET horen bij elkaar, want met een pincet trek ik de spinter eruit.

*Sommige remedies kunnen vaker worden gebruikt:

Een Icepack kun je gebruiken bij een BLAUW OOG, BULT, VERZWIKTE ENKEL

Spoelen met water  is een remedie bij een SCHAAFWOND EN BRANDWOND

Maar bij SCHAAFWOND kun je ook het kaartje pakken jodium en/of een pleister

Een VERZWIKTE ENKEL hoeft niet altijd te worden verbonden

Sta goed stil bij de BRANDWOND: hier moet geen pleister op of zalf, maar er moet wel lang worden gekoeld. En niet met ijskoud water, want dan gaan de porieen dicht en wordt de hitte ingesloten. Lauw water is beter.

Tot slot kun je nog het spel doen, dat staat beschreven bij bijlage 2. Hiermee kun je woorden voor minder voorkomende lichaamsdelen oefenen, zoals de enkel, de pols e.d.

bijlage 1A en 1B

Deze 2 bestanden kun je uitprinten, losknippen en lamineren en gebruiken bij het lesverloop. Links is bijlage 1A, rechts is 1B.

Bijlage 2. dobbelspel met 5 woordkaarten rond het lichaam

Wat heb je nodig?

*1 dobbelsteen en 2 deelnemers (alleen kan ook, maar met twee is het leuker)

*per cursist de 5 ‘invuloefeningen’, waarop de woorden niet zijn ingevuld: het gezicht, de arm, het been, de mond, de hand. print de bijlage uit.

*de 5 antwoordbladen, waar de woorden volledig zijn ingevuld (ook bijlage)

Instructie

1. Laat eerst de ‘antwoordbladen’ zien: onderdelen van de arm, het been, het gezicht etc.

Welke woorden kennen je cursisten al? Welke woorden zijn nieuw?

Laat het aanwijzen op het lichaam: waar zit je heup? Waar zit je gehemelte?

2. Gooi dan omdebeurt met de dobbelsteen. Gooit iemand bv “5”, dan hoort daar invuloefening 5 bij: " de mond" .

-Laat de cursist kijken welke woorden van de mond hij/zij al kan invullen op zijn/haar invulformulier

Bv Iemand kent de woorden tand, lip en kies al en schrijft die op. Maar nog niet keel en gehemelte.

-Help een beetje mee door aan te wijzen (bij nummertje "6" op invulblad 5 wijs je bv naar je kiezen).

-Kent de cursist geen woorden meer, laat dan op het antwoordvel (5 = de mond) de ontbrekende woorden zien.

-Deze mag je cursist pas bij de volgende beurt opschrijven!

3. Zo gooien je cursisten om en om en vullen ze de 5 invuloefeningen in en leren een aantal nieuwe woorden. Veel succes!

Bijlage 2. kwartet lichaamsdelen

Bijlage 3. werkblad lichaamsdelen

Extra: Bijlage 6. woordkaarten ziek en gezond (van jufsanne.com)

Youtube: het programma TAALKLAS over ZIEK ZIJN

Klik op de link hieronder om op youtube de les te bekijken over het ZIEK ZIJN. de les is onderdeel van het programma TAALKLAS. https://www.youtube.com/watch?v=1uru3uOt5DY

Youtube: leer woorden over het lichaam

Liedjes over ziek zijn

Klik op onderstaande link voor een hele lijst liedjes over ziek zijn op youtube, die je misschien kunt gebruiken bij je les. Veel succes!

https://www.youtube.com/watch?v=YNe1FoEVpKI&list=PL3lTleBiZXhaNWG4PGcRy-mEQDEKfm_VO

Interactieve praatplaat op www.kleuteridee.nl

Lesbrief thema gezondheid